Vroeger, en tegenwoordig
helaas ook nog wel eens, zei men als iemand getroffen werd door tegenspoed,
zoals ziekte: ”Het is een straf van God. Hij heeft die en die zonde begaan, en
God laat hem daar nu voor boeten.” Je
zou er bang van worden, als je niet wist dat de Bijbel iets anders zegt.
Gods Woord zegt dat de
Heer eens en voor altijd oor onze zonden geboet heeft aan het kruis. Alle
zonden van de mensheid zijn sindsdien weggedaan, “zo ver als het oosten
verwijderd is van het westen(Psalm103:12) Er is al gestraft, dus dat hoeft
gelukkig niet nog eens gedaan te worden. Als we iets verkeerd doen, straft de
Heer ons niet. Hij ziet onze nieuwe mens aan, die volmaakt is in Christus. Hij
voedt ons op, wat soms zwaar is, maar laat ons niet meer boeten voor zaken waar
lang geleden al voor geboet is.
Maar hoe kan het dan dat
ook gelovigen nare dingen zoals ziekte overkomen? Volgens de Bijbel is de mens
uit de aarde, aards (1 Korinthe 15:47) en dus per definitie vatbaar voor alles
wat daar aan nare dingen bij hoort. Die nare dingen woeden niet door God
gegeven, maar zijn een gevolg van het feit dat onze oude natuur nog hoort bij
deze oude, onvolmaakte schepping. De satan is op dit moment nog de overste der
wereld, en dat verklaart waarom het hier nog niet volmaakt is. Dáár is veel
ellende op terug te voeren.
Daarnaast is het niet de
bedoeling dat je als gelovige vanuit je oude natuur blijft leven, dus gericht
op de wereld en niet op de Heer. Als je dat doet, zal de Heer zich op dezelfde
manier met je bemoeien als Hij zich met de wereld bemoeit: niet dus. Hij laat
je als het ware in je sop gaarkoken en je ervaart geen zegen. Dat is dan geen
straf van Hem, maar een gevolg van jouw eigen keuze.
Geef de Heer in dagen van
ziekte of tegenspoed dus niet de schuld. Kijk liever over de narigheid heen
naar wie je bent in Christus en leef daar uit. Hij is de eersteling van die
nieuwe, volmaakte schepping, waar jij als gelovige ook deel van uitmaakt!
0 reacties:
Een reactie posten