Houd moed!
"Zijt welgemoed, Ik ben het, vreest niet", sprak de Here Jezus tot Zijn discipelen in het schip (Mark. 6:50). Hij wandelde op de zee, terwijl zij dachten een "spooksel" te zien. De Heer had Zijn discipelen van Zich laten gaan. Ze gingen in het schip vooruit naar de overzijde van de zee. Hijzelf trok Zich terug op de berg om te bidden. Het is een uitbeelding van onze bedeling, waarin Christus als onze Hogepriester voor ons bidt (Rom. 8:34; Hebr. 7:25). De discipelen (gelovigen) waren in het schip op de zee (het huis op de wateren als beeld van de Gemeente; gesteld boven de volkeren van deze wereld). Het was al avond geworden (de duisternis van deze wereld) en het schip kwam niet vooruit, "want de wind was hun tegen" (Mark. 6:48). De Heer kwam Zijn discipelen te hulp en de wind werd gestild (Mark. 6:51).
Tegenwind, wij kennen het ook. Fietsen met de wind in de rug is een makkie, maar het gaat een stuk zwaarder als je er tegen in moet gaan. Deze tegenwind kan een beeld zijn van “de wind der leer”, namelijk leringen door de bedriegerij van mensen voortgebracht, om listiglijk tot dwaling te brengen (Ef. 4:14). Achter de schermen is dan de satan werkzaam (de oude slang, het listigste van alle dieren: Gen. 3:1). Wij mogen de Waarheid vasthouden en opwassen in Hem, Die het Hoofd is: Christus (Ef. 4:15).
Teleurstellingen, tegenslagen en verdrietige omstandigheden (anders gezegd: tegenwind) worden ook gelovigen niet bespaard. Soms maken ze je down, verdrietig, of raak je ervan in de put. Het is immers niet altijd “rozengeur en maneschijn” wat wij ontmoeten. Juist in die omstandigheden hebben we een Heiland, Die naar ons omziet en tot ons zegt: "Zijt welgemoed, Ik ben het!". Hij is de Hogepriester, Die voor ons bidt en Die ons te hulp komt in onze zwakke momenten, wanneer wij naderen tot Zijn genadetroon (Hebr. 4:14-16). Hij schenkt verkwikking, troost en tilt ons er weer bovenuit. Hij bemoedigt ons door Zijn troostrijke woorden vanuit de Schriften. Hij schenkt ons kracht om door te gaan. Hij draagt ons door de moeilijke tijden heen. Hij is (naar Zijn belofte) met ons, wanneer wij op Hem zien (Matth. 28:20). Eén van de tactieken van de satan is, dat hij gelovigen door tegenslagen en teleurstellingen tracht te ontmoedigen. Nehemia en de teruggekeerde joden ondervonden tegenstand van de vijandige bewoners in het land bij de bouw van de muur van Jeruzalem. Die trachten hen bang te maken met listen en leugens, zodat zij het werk zou laten liggen. Nehemia wees op de hulp van God in de strijd. Met "Vreest niet voor hun aangezicht, denkt aan die grote en vreselijke HEERE", stak Nehemia zijn volksgenoten een hart onder de riem. Met de ene hand werkte men aan de herstelwerkzaamheden en met de andere hand werd - indien nodig - gestreden met een zwaard, boog, spies e.d. Op die wijze werd de muur voltooid.
Zo is onze Heer ook ons nabij. Hij geeft ons Zijn wapenrusting, die wij in zijn gehéél aan zouden doen, om te kunnen standhouden tegen de listige omleidingen van de duivel en staande te blijven (Ef. 6:10 e.v.; Fil. 1:27-30). Gelovigen kennen de strijd des geloofs: vasthouden aan de Waarheid en blijven leven in afhankelijkheid van Christus.
Koning Hizkia van Juda was omsingeld door een zeer groot leger van de Assyriërs. Hij naderde tot God in gebed, vertrouwde op Gods steun en hield zijn volk voor: "Zijt sterk en hebt een goede moed ... want met ons is meer dan met hem (de koning van Assur). Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HEERE onze God om ons te helpen ...". Gods verlossing kwam op wonderlijke wijze (2 Kron. 32). Paulus zou zeggen: "Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" (Rom. 8:31).
De HEERE sprak tot Jozua, die het volk in het beloofde land zou leiden: "Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten. Wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, ... overleg die dag en nacht ... want Ik ben met u alom ..." (Joz. 1:5-8).
Door trouw te zijn aan Gods Woord (wet = thorah = onderwijzing), nu onder het nieuwe verbond, mogen ook wij weten, dat God met ons is. Hij zal ons niet begeven noch verlaten (Hebr. 13:5,6).
“Tegenwind” hoort bij het geloofsleven. Wij zijn als zalmen, die tegen de stroom van de rivier in zwemmen, watervallen overwinnen om kuit te schieten. D.w.z. om vrucht voor te brengen.
Vrucht dragen kan alleen in samenwerking met de Heer; als wij als ranken in de ware Wijnstok (namelijk de Here Jezus) blijven (Joh. 15:4,5,8).
De profeet Elia was neerslachtig. Hij moest vluchten, want Achabs goddeloze vrouw Izebel stond hem naar het leven. Net ervoor was de overwinning groot geweest: het volk Israël erkende, dat de HEERE de ware God is en niet Baäl. Op de Karmel had Jehovah Elia's offer volkomen verteerd door vuur uit de hemel te zenden. Nu was hij op de vlucht en vond het wel genoeg. Hij bad tot God: "Neem mijn ziel nu maar weg". De taak van Elia was echter nog niet voltooid. Een engel van de HEERE kwam met een broodkoek en een fles met water. Elia at er tweemaal van “en hij ging door de kracht van die spijze veertig dagen en nachten voort tot aan de berg Horeb”, waar de HEERE Zich aan hem openbaarde in het suizen van een zachte stilte (1 Kon. 18 en 19). Wat de Heer ons bij tegenwind geeft, is Zijn Woord (uitgebeeld in de broodkoek en het water). Dat geeft kracht om door te gaan in de dienst aan de Heer. Vele mensen willen niet eten als het tegen zit. Gelovigen hebben dan vaak ook minder trek in het Woord van God. Juist dàn hebben we het Brood voor het hart (Gods Woord) zo nodig! Het vertroost, verkwikt en bemoedigt ons in ons geloof en bekrachtigt ons om te blijven vertrouwen op de levende God.
Ps. 84:6-8 verwoordt dat zo: "Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, ... Als zij door het dal der moerbeziënbomen (of: wening) doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ... Zij gaan voort van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion." Heel Israël was uit het veld geslagen ten tijde van koning Saul in de strijd met de Filistijnen. De moed was hen in de schoenen gezonken door die grote reus Goliath, die hun God bespotte. De jongeling David greep moed en door zijn vertrouwen in de levende God van Israël bond hij de strijd aan en overwon door Gods kracht! Hij beleed, dat God met hem was. In de geestelijke strijd tegen de satan en zijn machten mogen wij méér dan overwinnaars zijn door Hem, die ons heeft liefgehad (Rom. 8:37). Later schreef David in een psalm: "Wacht op den HEERE, zijt sterk en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE (Ps. 27:5). Bij tegenwind mogen wij elkander ook bemoedigen. Naomi (= de lieflijke) wilde na alle verdriet in haar leven (hongersnood, haar man overleden, haar beide zoons gestorven in de vreemde) voortaan liever Mara (= bitterheid) genoemd worden. Toch werd haar zwaar beproefde geloof bemoedigd door haar schoondochter Ruth, die als bekeerde, heidense vrouw de God van Israël liefhad en Hem beleed met de bekende woorden: "Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God". Naomi heeft nadien ook de troost en zegen van de Heer ervaren bij haar terugkeer in het beloofde land (Ruth 4).
De apostel Paulus richt onze blik op onze hoopvolle toekomst. Hij spreekt over de woonstede uit de hemel, waarmee wij overkleed zullen worden en over onze openbaring voor de rechterstoel van Christus om ons loon in ontvangst te nemen. Tot die tijd wandelen wij door geloof en hebben altijd goede moed en verlangen naar die eeuwige heerlijkheid (2 Kor. 5:1-10). "Houd moed" zegt onze Heiland nog steeds: "Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen" (Joh. 16:33).
0 reacties:
Een reactie posten