Het volk Israël.

1 augustus
Het geslacht.

Een mens wordt wel vergeleken met een boom, zoals de man in Psalm 1.
Zijn voeten de wortels, zijn benen en lijf de stam, zijn armen de takken, de kruin zijn hoofd. Zo worden de families en volkeren ook vergeleken met een boom, ooit uit een zaadje uitgegroeid tot een groot geheel met heel veel vertakkingen. Wij noemen opeenvolgende generaties niet voor niets een stamboom. Bij de planten en dieren is het van groot belang wie de vaders en moeders in de stamboom zijn. Zijn ze gezond, slim en sterk, dan geven ze dat door aan hun kinderen en ontstaat er een sterk geslacht. Bij de mensen speelt ook bezit een grote rol. Heb je arme ouders die ziekelijk zijn, dan begint je leven toch heel anders dan wanneer ze rijk en gezond zijn.

Om het volk Israël goed te leren kennen is het eerst belangrijk de stamboom uit te tekenen. De stamvader van Israël is Jakob, maar hij is niet de werkelijke wortel van de familie van Israël. Abraham wordt de stamvader van Israël genoemd en het volk dat uit hem zou groeien, begint te vertakken bij de twaalf zonen en ene dochter van zijn kleinzoon Jakob.

In het boek Genesis wordt uitgebreid aandacht besteed aan het nageslacht van Abraham;(Genesis 5 : 1-32) hij is immers de stamvader van alle mensen. Als eerste mens ontving hij van God: “de belofte”. ( Genesis 3 : 15) Eva immers zou een kind krijgen dat de vijand zou verslaan en daarna over het werk van Gods handen –de schepping- zou heersen. Niet Kaïn en ook Abel niet werden hiervoor uitverkoren, maar hun broer Seth zou de geslachtslijn voortzetten die uiteindelijk het beloofde zaad zou voortbrengen.

Heel Genesis en de hele Bijbel door, (Matthéus 1 : 1-14, Lukas 3 : 23-38) wordt deze stamboom opgetekend, om aan het einde te kunnen zien dat de Here Jezus de Zoon des Mensen is –de Zoon van Adam- rechthebber op de troon van de aarde. Met recht wordt Jezus óók genoemd: “Mijn Knecht Israël” ( Jesaja 49 : 3) en staat over Hem: “Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen”. (Matthéűs 2:15)

Het volk Israël draagt in de Bijbel de belofte van de komende Verlosser met zich mee; de belofte die gedaan werd aan Adam, maar meer in het bijzonder aan Abraham.


2 augustus
De stamvader

Johannes 8:39
39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.

De Israëlieten in de tijd van de Here Jezus waren er duidelijk over wie volgens hen de stamvader van hun volk is. De belofte dat uit Abraham een groot volk zou groeien, dat het land Kanaän tot erfdeel zou ontvangen, werd immers aan Abram (Vader is verheven) gedaan; en gelijk hebben ze. De man uit Ur der Chaldeeën is de grote geloofsheld van het boek Genesis. Hij is de man die trouw bleef geloven in de belofte die God hem gedaan had: “Die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn”.(Genesis 15:4) Sarai werd, 91 jaar oud, moeder van een zoon, samen met haar honderdjarige man. Dat is pas lang wachten op iets wat beloofd is. Dat vraagt volhouden; naar iets uitzien, je hele leven lang.

God had tegen Abraham gezegd dat hij zijn zoon “Izak” moest noemen, omdat zowel hij als Sarai gespot hadden met de belofte van God. Zo herinnert God in de naam van hun zoon, Abraham en Sarai aan hun ongeloof en laat Hij in Izak zien dat Hij de laatste is, die lacht. Zoals Hij zegt: “Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen (Israël en de volkeren) bespotten. (Psalm 2:4) Niet alleen het lange wachten van Abraham is een bron van inspiratie voor diegenen “die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van Abraham”. (Romeinen 4:12) Ook het beroemde verhaal van het offeren van Izak is dat. Abraham zou Izak geslacht hebben in opdracht van God, indien Hij niet in een ander offer had voorzien. “En Abraham noemde de naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien!”(Genesis 22:14)

De HEERE voorziet in  verlossing en wij vertrouwen net als Abraham “…Dat de God machtig is, ook uit de doden te verwekken”. (Hebreeën 11:18) Hij, Abraham, aan wie het Evangelie verkondigd werd, (Galaten 3:8) vriend van God (Jakobus 2:23), is niet alleen de stamvader van Israël geworden. Maar ook zoals beloofd ( en zoals zijn naam zegt: ) “Vader van een menigte van volken”.(Genesis 17:5) Namelijk: “Welke een vader is van ons allen”(=alle gelovigen) volgens Romeinen 4:16.


3 augustus
Izak en Ismaël

Galaten 4:22
22 Want er is geschreven dat Abraham twee zonen had, één uit de dienstmaagd, en één uit de vrije.

Ismaël is de eerste zoon van Abraham, geboren uit de Egyptische slavin Hagar. Abraham en Sarai wilden de HEERE God een handje helpen door, via een soort draagmoeder de belofte te vervullen dat zij een kind zouden ontvangen. Dit was echter niet wat God gesproken had en Hij herhaalt zijn belofte: “Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten”.(Genesis 17:21) Abraham en Sara moesten leren wachten. Niet zelf hun best gaan doen om God te helpen,maar gewoon vertrouwen op wat Hij gezegd had, hoe ongelooflijk ook.

Uit de geschiedenissen van Izak en Ismaël leren we twee belangrijke zaken. De eerste van deze is de instelling van de besnijdenis voor het volk van Abraham. De besnijdenis, ( na de zevende en) op de achtste dag uitgevoerd, beeldt overduidelijk uit dat het oude –de voorhuid- weggesneden wordt, opdat het nieuwe zichtbaar wordt. Dit principe geldt voor de hele schepping, die nu in pijn is, omdat zij binnenkort een nieuwe schepping zal baren. (Romeinen 8:22) De blijde boodschap is immers dat er een nieuwe hemel en aarde geboren gaan worden en dat “een ieder die in Hem gelooft” daarin zal wonen. Voor het zover is, zal er nog veel pijn en verdriet zijn in deze oude wereld. Maar kómen zal die nieuwe schepping er! En die zal zonder tranen en pijn zijn.

Ten tweede wordt in dit verhaal de vijandschap tussen Izak en Ismaël beschreven; de vijandschap tussen het oude en het nieuwe. De oude is Ismaël, die spot met Izak (de nieuwe). (Genesis 4:29) Ook in onze dagen is deze vijandschap duidelijk te zien tussen het jodendom en de Islam. De Arabieren zijn volgens overlevering afstammelingen van Ismaël. Zij beroemen zich ook op hun aardsvader Abraham, maar willen de echte zoon Israël niet als grote broer. Paulus leert ons (Galaten 4) nog een betekenis van het verhaal. Ismaël staat voor het Oude Verbond, voor slavernij, en Izak voor het Nieuwe Verbond, voor vrijheid. Wij moeten daar uit leren zegt hij, om geen kinderen meer te zijn tegen wie gezegd wordt: “Pas op, dat mag niet”, maar wij zouden volwassen worden en juist, in de vrijheid die God ons gegeven heeft, Hem dienen.


4 augustus

Jakob en Ezau

Hebreeën 12:17
17 Gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht.

In Ezau vinden we, net als in Ismaël, de oude wereld uitgebeeld. Deze oude schepping is weliswaar als eerste geboren, maar zal niet als erfgenaam aangesteld worden. Immers “die het langst leeft, erft alles” en de langstlevende is degene die eeuwig leeft. En dat is onze Here Jezus Christus, de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Ook hier wordt Jakob gezegend boven zijn oudere broer, net zoals gebeurde bij Seth en bij Izak. Telkens opnieuw leert God ons in Zijn Woord dat hij het eerst dat geboren wordt wegneemt en het tweede dat daarna komt laat bestaan. Hetzelfde geldt voor ons. Wij moeten leren dat: “Gij zoudt afleggen……den ouden mens…..en gij zoudt vernieuwd worden in den geest…..en den nieuwen mens aandoen. ( Efeze 4:22-24)

Rebekka is, net als Sara, eerst onvruchtbaar. Dat betekent: Er komt niets uit, het is leeg. (Een oud Nederlands woord hiervoor is “ijdel”; daarover spreekt het boek Prediker: “het is alles ijdel onder de zon”.) Het duurt lang, net als bij Sara. Toch wordt ook Rebekka uiteindelijk zwanger, maar zelfs voordat de tweeling geboren wordt, hebben ze al ruzie. God voorspelt dan ook: “Twee volken zijn in uw buik, en zullen zich….. vanéén scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het ander volk; en de meerdere zal den mindere dienen”.(Genesis 25:23) Ezau wordt als eerste geboren, Jakob komt er vlak achteraan, maar zal door het leven gaan als de jongste, de kleinste. Toch zal Jakob erven boven Ezau en de belofte van God aan Abraham en Izak verdere dragen. God kiest Jakob.

Hier zien we opnieuw dat de eerste –het oude- Ezau, verdwijnt in de historie; maar dat de laatste – het nieuwe- Jakob, blijft bestaan. Hoewel Jakob in kracht de mindere is van Ezau, zal uiteindelijk toch Ezau Jakob dienen. Zo is en zal het gaan met Israël en alle andere volkeren. Israël wordt nu ( door de omliggende arabische volkeren) gepest als het jongere broertje, maar zal uiteindelijk door de genade van God boven zijn broer verheven worden.



5 augustus
Israël

De naam of het woord Israël in het Hebreeuws bestaat uit twee delen: Isra – El. Het woord El betekend: “God”. Het komt apart voor en in heel veel verschillende samenstellingen, zoals in Beth-El (Huis van God) en Elia (Mijn God is Jehova). Het woord “God” wordt omschreven in een Nederlands woordenboek als: “het Opperwezen, de Schepper, de Geest waardoor en waarin alles is”. Isra betekent zoveel als “overwinnen”, “kracht hebben” zoals een “strijder” of “heerser” en komt voor in de naam Serajah: de HEERE is Heerser. Samen vormen Isra en El dus Heerser – God, maar heers je met of over iemand?  Strijden tegen God of met God?

Wanneer we de geschiedenis van Genesis 32 lezen, zien we dat Jakob in die nacht strijdt tegen God. De dageraad gaat op, de dag begint en Jakob zegt tot de man waarmee hij strijdt: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent”. Waarop de man antwoordt: “Uw naam zal voortaan niet Jakob heten maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht”. Nu weet Jakob dat hij met God gestreden heeft, want hij noemt die plaats bij de beek de Jabbok: “Pniël”, gezicht  (Pni) van God (El). Jakob hoort nu ook dat hij bijzonder gezegend gaat worden. Dat hij en zijn nageslacht uitgekozen zijn om “samen met God te strijden” en met “God te regeren”. Profetisch: Eerst strijdt Jakob ( ongelovig Israël ) tegen de Heere, maar in de toekomst zal zij heersen met de HEERE. Zo werd aan Jakob de naam voor zijn nageslacht gegeven. Zijn nieuwe naam ging over op het volk, dat we kennen als Israël.

Jakob, en na hem het volk Israël wilde, net als alle mensen, heersen als een god in hun eigen leven. Zelf de dienst uitmaken en denken dat je door je eigen sterkte of slimheid zegen kunt afdwingen. Dat is wat mensen graag willen; kunnen zeggen: “Wat ben ik goed!” Jakob heeft veel moeten verdragen, maar heeft zo wel geleerd op de HEERE te vertrouwen en daarin is hij ons tot voorbeeld.

2Timotheüs 2:12
12 Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen;………..

God zegt tegen ons dat wij, niet nu, maar in de toekomst, zullen heersen als koningen. Uit Zijn genade. Met Hem.


6 augustus
Lea en Rachel
Genesis 35:19
19 Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem.

Jakob heeft net als zijn vader Izak zijn vrouw gevonden in het buitenland. Izak wilde niet dat Jakob trouwde met iemand uit Kanaän zoals Ezau gedaan had, maar met iemand uit de familie van Terha, Jakobs overgrootvader. Jakob reist naar Haran, naar de familie van zijn moeder Rebekka om daar zijn vrouw te zoeken. Onderweg belooft God Jakob in een droom: “En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb”. (Genesis 28:15)

Met deze belofte komt Jakob aan in Haran, waar hij verliefd wordt op Rachel en haar wil trouwen. Oom Laban echter bedriegt Jakob door hem de oudere zuster van Rachel  - Lea-  tot vrouw te geven. Jakob blijft echter in Haran om ook Rachel, de jongste, te kunnen trouwen. Opnieuw laat de HEERE hier aan ons zien dat, hoewel de oudste het eerst aan bod komt, toch de jongste het meest geliefd is. Dit principe zie je ook bij het volk Israël en de Gemeente, die nu geroepen wordt om Gods volk te zijn, krijgt van God de meest bijzonder plaats; die in de hemel.

Lea krijgt als eerste kinderen van Jakob: Ruben, Simeon, Levi en Juda worden uit haar geboren. Rachel is ongeduldig en ze geeft, net als Sara, haar slavin als vrouw en uit Bilha worden Dan en Nafthali  geboren.  Uit Zilpa, de slavin van Lea, worden Gad en Aser en uit Lea nog Issaschar, Zebulon en Dina geboren. Rachel moet net als Sara en Rebekka lang wachten op het nieuwe leven dat uit haar geboren zal worden. In haar lange wachten wordt opnieuw een voorbeeld gegeven aan ons. Al duurt het nog zo lang, God houdt woord. Jozef wordt geboren. Later keert Jakob terug naar Kanaän. Daar wordt de laatste zoon Benjamin geboren en niet voor niets wordt vermeld dat dit alles bij Bethlehem gebeurde. Hier zou immers de allerlaatste in de lijn van zonen geboren worden. “En gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden”.(Matthéus 1:21)


7 augustus

Levi

Deuteronomium 10:8,9
8 Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark des verbonds de HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag.
9 Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de HEERE is zij Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft.

Jakob kreeg twaalf zonen en deze zouden elk op zich een stam, een familie, binnen Israël vormen. Eén zou echter een uitzondering zijn en dat was de stam van Levi. In de familie van Levi worden namelijk later zijn kleinzonen Mozes en Aäron geboren. En Aäron  kreeg een bijzondere roeping van de HEERE. Hij, zijn zonen en de volgende generaties uit zijn stam, zouden de HEERE dienen en onder de andere stammen de wet leren die zij van Mozes gekregen hadden. Dit wordt “het priesterambt” genoemd, oftewel zij zijn aangesteld om het werk dat in de Tabernakel gedaan moest worden uit te voeren. De levieten zouden zorg dragen voor de Tabernakel en al het werk dat daarbij hoort, zoals het offeren. Levi krijgt daarom in het beloofde land ook geen plaats toegewezen om te wonen. Zij zouden onder de andere stammen wonen, zodat zij hun dienstwerk goed konden doen. Daarnaast was het niet de bedoeling dat zij ander werk zouden doen dan het dienen van de HEERE. Speciaal hiervoor werd door de wet geregeld dat de Levieten delen mochten in “de tienden”, die door alle stammen aan de HEERE gegeven werden. Deze “tienden” zijn het tiend-de deel, 10%, van alles (vee, landbouwproducten)  wat men als zegen van de HEERE ontving. Deze zou men aan de Levieten geven, opdat zij hiermee de HEERE zouden dienen en daarvan konden leven.

Dat het beloofde land toch onder twaalf stammen verdeeld kon worden, komt door de zonen van Jozef: Manasse en Efraïm. In plaats van Jozef en Levi worden zij als stammen van Israël aangesteld. Ook hier wordt de tweede die geboren wordt ( Efraïm), de eerstgeborene. Deze bijzondere stam in het Oude Testament beeldt de speciale positie uit van de Gemeente nú, onder het Nieuwe Testament: “Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus”. (1 Petrus 2:5)

 
8 augustus

Juda

Genesis 49:8,10
8 Juda! Gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

De vierde zoon van Jakob –Juda- is de stamvader die het koningschap over het volk Israël zou beërven. Juda is het begin van de koninklijke familie onder Israël. Toch komt Juda zelf in het begin van het verhaal in Genesis niet erg koninklijk naar voren. Hij is het immers die aan zijn broers voorstelt om Jozef te verkopen als slaaf aan kooplieden uit Midian? Slechts een paar zilverlingen is Jozef waard, terwijl hij later, op de Farao na, de machtigste man van de wereld zou worden. Later in de geschiedenis gedraagt Juda zich, zoals van een koning verwacht mag worden. Juda had het verdriet van zijn vader gezien en later vader Jakob ervan overtuigd dat Benjamin mee moest naar Egypte. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid als de onderkoning van Egypte dreigt om Benjamin niet te laten gaan. Hij biedt aan om, in de plaats van zijn jongste broertje, in Egypte als slaaf achter te blijven. Dit is het moment dat Jozef zich bekend maakt aan zijn broers;  wanneer hij ziet hoe zijn broer veranderd is. Wat zal Juda opgelucht geweest zijn toen Jozef hem en zijn broers alles vergaf wat zij hem aangedaan hadden en hun vertelde dat God juist hun kwaad gebruikt had ten goede. God had het verraad van de broers van Jozef gebruikt om het volk te verlossen en te behouden.

Afstammelingen van Juda worden later “Joden” genoemd en uit deze stam wordt onze HEERE geboren. Hij zal niet alleen Koning over Israël worden, maar Koning over alle volkeren en heel de schepping.

Net als Jozef werd de Here Jezus ook verraden en verkocht voor een paar zilverlingen door zijn eigen broers ( Zijn eigen volk) en Judas was de aanstichter van het kwaad tegen Jezus, zoals Juda dat was bij Jozef. Opnieuw gebruikt onze God het kwaad om tot het goede te komen.  Door dood en opstanding werd de Here Jezus uiteindelijk door God verhoogd. Hij is als Koning aangesteld in de hemel. Hoewel het nog onzichtbaar is, is Hij al onze Redder en Koning.



9 augustus

Jozef

Genesis 37:3
3 En Israël had Jozef lief, boven al zijn zonen; want hij was hem een zoon des ouderdoms; en hij maakte hem een veelvervigen rok.

Genesis 49:26
26 De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen: die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen!

Wat een rijke zegeningen spreekt Jakob uit over zijn geliefde zoon Jozef. Hoewel zijn broer Juda het koningschap erft en zijn broer Levi het priesterschap, wordt op bijzondere wijze het eerstgeboorterecht aan Jozef gegeven. In zijn leven wordt op een bijzonder duidelijke wijze verwezen naar Jezus Christus. Jozef ervaart in zijn leven wat vernedering en verhoging is en is daarin een beeld van onze Here Jezus. In zijn leven wordt uitgebeeld dat de Messias “door lijden Zijn heerlijkheid zou ontvangen”. Zoals Jozef verhoogd werd door Farao, zo werd onze Here Jezus verhoogd door Zijn Vader. De God van Abraham, Izak en Jakob redde Jozef uit de gevangenis, maar tot onze Heiland sprak Hij: “Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd”. ( Handelingen 13:33)

Hij werd immers de Eerstgeborene uit de dood en op Hem komen alle zegeningen die eens in het Oude Testament beloofd zijn. De zegeningen van het eerstgeboorterecht werden via Jozef nog één keer doorgegeven aan Efraïm, zijn tweede zoon. Daarna niet meer. Op Jozef en Efraïm blijft het. (Jeremia 31:9) We kunnen in de bijzonder zegeningen die Jozef en Efraïm ontvangen de zegeningen zien die Christus en de Gemeente ontvangen van God. Zoals Juda en de overige stammen  aardse zegeningen beloofd worden en deze aan het volk Israël op aarde vervuld zullen worden, zo worden aan Jozef en Efraïm, weliswaar verborgen, hemelse zegeningen beloofd die in Christus en de Gemeente vervuld worden. Dit is altijd een geheim, een verborgenheid, geweest in Gods Woord, mar God wil ons laten zien dat de rijke zegeningen van de Gemeente al lang geleden voorzegd zijn. Op verborgen wijze laat God zo aan ons zien dat buiten Israël om er nog een volk geroepen zou worden om te erven. Dit wordt door Paulus in zijn brieven aan ons uitgelegd, hoewel dit alles niet altijd even eenvoudig te begrijpen is.





10 augustus
Egypte

Exodus 3:7
7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord.

Gedwongen door hongersnood is het volk Israël bij Jozef in Egypte komen wonen. Daar in het land Gosen, in het noorden van het land, hadden ze het goed. Nadat Jozef gestorven is, komt er een Farao op de troon die Jozef niet gekend had en deze begint met het uitbuiten van Israël. Binnen drie generaties verandert alles weer voor het volk Israël. Van vrienden van het koninklijk huis naar slavernij. Egypte wordt “het diensthuis” genoemd. Daar wordt het volk Israël gedwongen een aardse koning te dienen in het bouwen van zijn koninkrijk. Zo wordt Egypte in de Bijbel het beeld van deze wereld. Een wereld die Israël vervolgt en bouwt aan zijn koninkrijken zonder God. Net zoals bij de torenbouw van Babel, bouwt Egypte met tichelen ( gebakken stenen van leem en stro) in plaats van met natuursteen. De wereld bouwt en vertrouwt op zijn eigen kunnen, technieken en uitvindingen, maar alles wat zij voortbrengt is tijdelijk. Degene die voor de eeuwigheid wil bouwen, bouwt op de HEERE; een dwaas man bouwt op zand, maar een wijs man bouwt op een steen. Deze twee steensoorten staan tegenover elkaar en leren ons te bouwen op dat wat blijft en te vertrouwen op het werk dat de Heere Jezus voor ons gedaan heeft. Hij is de geestelijke steenrots. 

Israël zwoegt en ploetert in Egypte onder een zwaar juk, zonder resultaat. De situatie in het diensthuis komt overeen met de situatie onder de wet. Dat Israël is hetzelfde volk waar de Heere Jezus tegen zei: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”( Mattheűs 11:28) Het volk zuchtte onder het juk van de wet. Zij werd door haar leiders gedwongen hard te werken voor haar zaligheid. Onze Here Jezus leert hen (en ons) juist om in de rust van Zijn volbrachte werk in te gaan. Zijn juk is zacht en zijn last is licht. Hij leert ons om zachtmoedig en nederig van hart te zijn en voor de eeuwigheid op Hem te bouwen. Hij is de Rots waarop wij bouwen; de zaligheid kunnen we niet verdienen, maar wordt ons in genade gegeven. “Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid”. (Romeinen 4:5)

11 augustus
Mozes

Deuteronomium 18:15
15 Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE , uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen.

Zo voorzegt Mozes aan het volk Israël dat niet hij, maar “een Profeet als mij” (= Christus) uiteindelijk Degene is waarnaar het volk zou luisteren. Van onze Heiland werd immers gezegd: “Deze is waarlijk de Profeet”. (Johannes 7:40) Daaruit leren we dat ook het leven van Mozes vergeleken kan worden met de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Mozes wordt als kind op wonderbaarlijke wijze behouden als de Farao van Egypte beslist om alle jongetjes die geboren worden te doden. Ook Jezus ontsnapt als kind aan de dood wanneer de koning van Israël – Herodes- alle jongetjes in Bethlehem laat doden. In de zogenaamde “verzoeking in de woestijn” biedt de satan de Here Jezus de koninkrijken van de wereld aan. Hij probeert Hem te verleiden met macht en rijkdom in deze wereld. De Here Jezus liet zich niet verleiden, net als Mozes. “Door het geloof heeft Mozes…..geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden; Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons”. (Hebreeën 11:24-26)

Zo is Mozes een voorbeeld van geloof en daarmee een uitbeelding van onze Here Jezus, de Gelovige. Onze Heer liep een loopbaan van geloof en door zijn vasthoudendheid heeft hij de weg geopend die tot het leven leidt. Zoals de HEERE door Mozes de weg door de Schelfzee opende en Israël uit Egypte verloste, zo geeft God Zijn Zoon als de “de ware levende weg”, die dwars door de dood heen verlost.

Wij, die “gedoopt zijn in Christus”, zijn de Here Jezus gevolgd en hebben in de dood onze oude mens achtergelaten en zijn met Hem opgestaan, opdat: “Ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”. (Romeinen 6:4) Israël is ons tot waarschuwend voorbeeld op deze nieuwe weg die wij gaan. Wij zouden niet klagen en terugverlangen naar vroeger. Laat ons in deze woestijn waarin wij wandelen geleid worden door de Profeet als Mozes, onze Here Jezus Christus.




12 augustus
Pascha

1 Korinthe 5:7
7 Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.

Zoals de besnijdenis als teken gegeven wordt aan Israël, omdat zij het “volk des HEEREN” zijn, zo wordt aan hen ook opgedragen elk jaar het Paasfeest te vieren als teken. Gods uitverkoren volk zou nooit mogen vergeten op welk een machtige wijze God hen verlost had. Helaas wordt dit feest nog steeds door de Joden gevierd en geloven zij nog steeds niet dat de Here Jezus als het werkelijke Paaslam ons voor eens en voor altijd verlost heeft van de dood. Het was immers de HEERE die “de verderver” niet toeliet de eerstgeborene te doden in het huis, waarvan de deurposten bestreken waren met het bloed van het Paaslam. Zo werden de Israëlieten beschermd door een onschuldig lam dat tot hun redding geslacht werd en door het bloed van dit lam werden zij verlost om de HEERE daarna in vrijheid te kunnen dienen. Geen ander feest is zo’n duidelijke afspiegeling van het reddende werk van onze Heiland, verlossing “… door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam”. (1Petrus 1:19) “Het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt”. (Joannes 1:29) zou door Zijn bloed zijn: “Een verzoening voor de zonden der gehele wereld”.(1 Johannes 2:2) Zo is ons Pascha voor ons geslacht, maar over de Here Jezus Christus wordt ook gezegd: “Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging”. (Openbaring 5:12) Wij zijn verlost uit de slavernij van zonden en van dood opdat wij: “Feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid”. (1 Korinthe 5:8 )

Zuurdesem is een stukje gegist deeg, dat men bewaard van het vorige baksel. Door gisting wordt het deeg en dus ook het brood lekker luchtig. Zuurdesem staat voor “lucht”, “leegte” oftewel: de inhoudsloze, doelloze, zondige oude schepping. Wij zouden in ons nieuwe leven niets van gisteren ( de oude schepping), meenemen. “Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden”. (2 Korinthe 5:17)

13 augustus
De wet
Vele zegeningen heeft Israël ontvangen, maar het eerste en belangrijkste is dat “hun de woorden Gods zijn toebetrouwd”. (Romeinen 3:2) Deze woorden ontving Israël via Mozes van de HEERE in de woestijn bij de berg Horeb en hierin legde God het verbond tussen Hem en het volk vast. Hij zou hen leiden en zegenen boven alle volkeren, wanneer zij zich aan de vastgelegde afspraken zouden houden. Dit verbond wordt beschreven als een huwelijk, (“….hoewel ik hen getrouwd had”; Jeremia 31:32) waarin God zich verbindt met Israël als zijn vrouw. Het volk wilde echter niet zien dat zij van nature zondaren waren zoals alle mensen en dat zij dit verbond met deze Heilige God van hemel en aarde niet zouden kunnen houden. Zij zeiden wel tot Mozes: “Al wat de HEER gesproken heeft, zullen wij doen!”( Exodus 19:8) maar zouden dit nooit kunnen waarmaken.

Zo werd het verbond in plaats van een zegen een vloek voor het volk. “Want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen”.(Galaten 3:10) in het Nieuwe Testament wordt ons uitgelegd dat de wet – het oude verbond- juist gekomen was om de mens te laten zien dat hij door “de werken der wet” niet gerechtvaardigd kan worden. Er is niets mis met de wet, (deze is heilig en rechtvaardig en goed) maar door de wet leren we dat we zonde hebben en zonden doen. Net als bij Adam blijkt dat wanneer wij horen: “Doe dit” of “doe dat niet”, wij juist het tegenovergestelde doen. Er is maar één manier om van de zonde af te komen en dat is sterven; dat deed de Here Jezus in onze plaats.

De basis van beide verbonden is echter gelijk: “Liefde”, beschreven in het grote gebod: “Hebt u naaste lief als uzelf”. Onder het Nieuwe Verbond lukt “liefhebben” wel. “Niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben”. (2 Johannes: 5) “De liefde doet de naaste (= broeder of zuster) geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet”.(Romeinen 13:10)

Gelukkig leert het Oude Testament ons meer dan dat wij van nature zondaars zijn. Het Oude Testament is ook een voorafschaduwing met tal van verwijzingen (in beeldspraak) naar het Nieuwe Verbond.


14 augustus
De woestijnreis
Exodus 17:6
6  Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op de rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinken.

1 Korinthe 10:4
4 En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.

De weg die Israël gaat vanuit Egypte tot in  het beloofde land zit vol met gebeurtenissen die ons spreken over de betekenis van Christus voor de gelovigen van vandaag, (nog wandelend in de wereld). Het Manna dat uit de hemel neerdaalde, wit en zoet als honing wijst vooruit naar onze Here Jezus die zei: “Ik ben dat levende Brood, dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven”. ( Johannes 6:51) Het water dat uit de Rotsteen kwam, nadat deze geslagen werd door Mozes, spreekt ons over het lijden van onze Heiland en de heerlijkheid die daaruit voorkomt. In Jesaja zegt de Messias: “Ik geef Mijn rug en dengenen, die Mij slaan, …. Want de Heere HEERE helpt Mij, …. Daarom heb ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen”. (Jesaja 50:6,7)

David zegt: “Die den rotssteen veranderde in een watervloed, den keisteen in een waterfontein”. (Psalm 114:8) Deze woorden worden waar in onze Here Jezus Christus: “Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven”. (Johannes 4:14) de wolkkolom, het gouden kalf, de bloeiende staf van Aäron, spreken over onze Here Jezus Christus en Zijn werk. Wanneer het volk Israël opnieuw klaagt over hun langer reis, zendt de Heere een plaag van giftige slangen, maar wanneer het volk erkent dat het gezondigd heeft zorgt God ook voor de uitkomst. Hij laat Mozes een stang oprichten met daarop een koperen slang en een ieder die naar deze slang keek, genas. Zo wordt de slang, die altijd gezien wordt als een beeld van de tegenstander satan, nu gebruikt als een beeld van onze Heiland: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo met de Zoon des mensen verhoogd worden. Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe”. ( Johannes 3:14)

15 augustus

De tabernakel

Hebreeën 8: 5
5 gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.

De brief aan de Hebreeën is voor het begrijpen van de wetten die het volk Israël van de HEERE ontvangt van groot belang. In dit boek wordt ons uitgelegd waartoe al deze regels, die tot in het kleinste detail worden beschreven, nu eigenlijk dienen. We leerden al dat de wet het volk zou leren dat zij van nature zondaars zijn die verzoening nodig hebben, net als alle mensen. Onder het Nieuwe Verbond worden echter onze ogen geopend en schijnt de Heilige Geest die in ons woont met Zijn Licht over en in de boeken van Mozes. Wat we dan te zien krijgen is een schaduw, een beeld van het Nieuwe Verbond en gaan we begrijpen wat de uitspraak van de Here Jezus betekent :”Meent niet, dat ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.” (Matth.5:17)

Dit is een belangrijk beginsel in het lezen van het Oude Testament. Wat je ook leest kan op één of andere wijze spreken over onze Here Jezus Christus en het werk dat Hij gekregen heeft om te vervullen. Zonder de aanwijzingen in het Nieuwe Testament zouden we veel dingen nooit gezien hebben, maar na het bestuderen van de uitleg die gegeven wordt, blijkt het achteraf vaak best simpel te begrijpen. De Tabernakel is hier een mooi voorbeeld van. In Hebreeën hoofdstuk 9 : 1-12, 24 wordt ons verteld dat dit Heiligdom een beeld is van de schepping. Het Heilige der Heiligen is een schaduw, een beeld van de Hemel der Hemelen en de ark des verbonds is de troon waarop God zetelt. We leren verder dat het voorhangsel tussen het Heilige der Heiligen en het Heilige, een beeld is van de Here Jezus en dat de scheiding tussen het Oude en Nieuwe Verbond, tussen God en de mensen, weggenomen werd toen Hij stierf. “En het voorhangsel  des tempels scheurde in tweeën”. (Matthéus 27 : 51) Nu is de weg naar het binnenste heiligdom open en leidt de Here Jezus als de ‘verse en levende weg” ons de hemel binnen. (Hebreeën 10 : 19,20) Sinds Hij het verzoendeksel is, is er verzoening door Gods genade. Daarom wordt de Troon van hemel en aarde ook genoemd: De Genadetroon. (Hebreeën 4 : 16)

16 augustus
Jozua
Numeri 13 : 16
16 ….en Mozes noemde Hoséa, den zoon van Nun, Jozua.

Deuteronomium 34 : 9
9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israëls naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

Jozua wordt de opvolger van Mozes als leidsman. Hij wordt aangesteld om het volk Israël het land Kanaän binnen te leiden en alle volken die daar wonen te verdrijven. Zijn oorspronkelijke naam wordt veranderd van Hoséa, wat betekent “hulp” of “helper” in Jozua; wat betekent: De HEERE redt. De jongeling, zoals hij genoemd wordt, was al vroeg in dienst van Mozes, hij was de aanvoerder in de strijd tegen aartsvijand Amalek en ging met Mozes mee de berg Horeb op. Zijn hart lag in het kennen en dienen van de HEERE, want van hem staat: “De jongeling week niet uit het midden der tent der samenkomst”. (Exodus 33 : 11 ) Ook was hij één van de twaalf verspieders.
Samen met Kaleb waren zij de enige twee die op het Woord des HEEREN vertrouwden dat het land Kanaän door Israël veroverd kon worden. Toen zij het volk wilden overtuigen:
“de HEERE is met ons; vreest hen niet!”(Numeri 14 : 9) werden zij beiden bijna gestenigd.

In de geschiedenis van Jozua zien we een voorafschaduwing van de Here Jezus. In de kracht van de HEERE brengt hij het volk in het beloofde land en geeft hen rust na de woestijnreis en na de strijd die om Kanaän gevoerd moest worden. Alleen al het feit dat Jozua en de Here Jezus dezelfde naam dragen is een verwijzing, maar met name de trouw en volharding in het werk dat hun gegeven werd, bindt deze twee samen. Tweemaal wordt Jozua genoemd in het Nieuwe Testament; in de grote rede van Stefanus over de geschiedenis van Israël in Handelingen en in de brief aan de Hebreeën. In Hebreeën, waar ons zoveel zaken uit het Oude Testamend verklaard worden, wordt de Here Jezus vergeleken met Jozua: “Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een andere dag”.  (Hebreeën 4:8) Jozua had Israël in een tijdelijke rust gebracht, maar “de Zoon, de Erfgenaam van alles….den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus”.(Hebreeën 1:1,2; 3:1) brengt een ieder die in Hem gelooft in de blijvende rust van het beloofde land.

17 augustus
Richteren
Richteren 1 : 28 en 21 : 25
28 En het geschiedde, als Israël sterk werd, dat hij de Kanaänieten op cijns (belasting) stelde; maar hij verdreef hen niet gandelijk.
25 In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen.

Aan het einde van zijn leven vernieuwde Jozua het verbond tussen de HEERE en het volk en wees hij hun op de verplichtingen die dat met zich meebracht. Het volk antwoord Jozua, net als bij Mozes: “Wij zullen den HEERE dienen”. Opnieuw  bewijst Israël hiermee de hoogmoed van de mens, van ons allemaal. Nadat Jozua en de generatie, die  al dat grote werk des HEEREN” gezien hadden, gestorven waren, (Richteren 2 : 7-10) verbreekt Israël het verbond door de volkeren van Kanaän niet geheel te verdrijven, hun altaren niet af te breken en verbonden met hen te sluiten. Hierop verschijnt “de Engel des HEEREN”, die aan Israël voorhoudt dat nu zij de HEERE hebben verlaten, de HEERE hen zal verlaten. (Richteren 2:1-4) Deze profetie wordt steeds in Richteren vervuld, wanneer de HEERE hen overgeeft in de handen van de vijand. Waar Richteren vooral over spreekt is de verlossing die daarna volgt. De uiteindelijke, echte verlossing, die tot stand gebracht is door onze Here Jezus Christus, wordt in dit boek uitgebeeld door de veertien Richteren en hun werk.

Wat beschreven staat in het boek Richteren is ook een verwijzing naar onze tijd waarin “de Gemeente” geroepen wordt om de HEERE te dienen. De eerste generatie “die de grote werken Gods” die de Here Jezus uitgevoerd had, meegemaakt had, diende de HEERE volkomen. Zij zorgden ervoor dat er geen ”vreemd volk” binnen de Gemeente kwam, maar wanneer de tijd verstrijkt worden de zogenaamde Kanaänieten (=valse leer) ook binnen de Gemeente niet geheel verdreven. Paulus profeteerde over de Gemeente: “Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen”. (Handelingen 20 : 29) Hij waarschuwde: “Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt?”(1 Korinthe 5 : 6) De Kanaänieten dienden geen plaats te krijgen onder Israël, zoals wij geen plaats zouden geven aan de oude mens, met zijn filosofiën. Maar we zouden door de verlossingskracht van de HEERE slechts de nieuwe mens plaats en ruimte geven in ons leven.

18 mei
Ruth

Matthéüs 1 : 5,6
5 En Salmon gewon Boaz bij Rachel, en Boaz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai;
6 En Jessai gewon David, den koning.

Het verhaal van Boaz en Ruth is een echt zondagsschoolverhaal geworden.
De trouw die Ruth aan de dag legt voor haar schoonmoeder Naomi, het harde werken in alle nederigheid; allemaal een goed voorbeeld voor ons allen.
Helemaal compleet wordt het wanneer Ruth dan ook nog trouwt met de rijke Boaz, een echt sprookje. De waarheid die voor ons besloten ligt in dit boek gaat inderdaad over trouw en verlossing, zoals bij sprookjes. De eerste waarheid die naar voren komt is dat afkomst geen rol speelt in het deel krijgen aan de zegeningen van Israël. Ruth – de Moabitische – wordt opgenomen in Israël door haar uitspraak tegen moeder Naomi: “Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God”. (Ruth 1 : 16) Zo wordt ons geleerd dat onze HEERE het hart van een mens aanziet. Niet van waar wij komen speelt een rol, maar waar wij naar toe willen is bepalend. Zo wordt Ruth, eens een vreemdeling, zelfs opgenomen in de geslachtslijn van het huis van David, waaruit onze Heiland voortgekomen is.

Vanwege “de wet der lossing”(= loskopen) koopt Boaz de bezittingen van Elimelech, de overleden man van Naomi, en tegelijkertijd neemt hij daarmee Ruth als zijn vrouw. Hierdoor sterft het huis van Elimelech niet uit, maar komt er op deze wonderlijke wijze toch opnieuw leven in dit ten dode opgeschreven geslacht. Zo verlost Boaz Naomi en Ruth van armoede en geeft hij hen een nieuw leven en daarmee is hij voor ons een verwijzing naar het werk dat onze Heiland voor en in ons doet. De Here Jezus heeft ook voor jou en mij: “Door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht”. (Hebreeën 9 : 12) Wij zingen ook het “Nieuwe lied, zeggende: …Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed’.(Openbaring 5 : 9 )”Want gij zijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn”. (1 Korinthe 6 :20) Zoals Job kunnen wij immers ook zeggen: “Ik weet: mijn Verlosser leeft!”(Job 19 : 25) Ken je de “ichtusvis”? Die sticker die je op auto’s ziet. “Ichtus”betekent: Jezus Christus, Gods Zoon, Verlosser.  
19 augustus
 
Samuël

1 Samuël  1:20
20 En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuël: Want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden.

In de geschiedenis van Elkana zijn twee vrouwen en hun kinderen wordt ons opnieuw voorgehouden dat het voortbrengen va n nieuw leven niet vanzelfsprekend is. Wij kennen deze waarheid al langer, want zij werd ons al eerder voorgehouden in onvruchtbare vrouwen als Sara, Rebecca, Rachel, (en de vrouw van Manoach). Het  gebed van vader en moeder om het schenken van een nieuwe generatie leidt tot de tussenkomst van God en Izak, Jakob, Ezau, Jozef en Simson worden zo alsnog geboren. Verderop in de Bijbel vinden we nog een soortgelijke geschiedenis, namelijk de bijzondere geboorte van Johannes de Doper. Allen zijn ze en verwijzing naar de schepping. De schepping is een vrouw (vrouwelijk ten opzichte van God). Zij heeft door de zondeval geen gemeenschap met God (de man) en daardoor is zij van nature onvruchtbaar. Door het ingrijpen van God ontvangt de wereld alsnog leven, dat tot o dit moment nog steeds groeit en dat straks geboren gaat worden: een nieuwe schepping. “Wie is gelijk de HEERE, onze God?... Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!”(Psalm 113 :5,9)

Weinig mannen en vrouwen in de Bijbel blijken zo trouw te zijn als Samuël in zijn dienst. Van jongs af aan heeft hij de HEERE gediend en hij leerde het volk “Den goeden en rechten weg”(1 Samuël 12:23) te volgen. Ook in de woorden: “En de jongeling Samuël nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen”(1 Samuël 2 : 26) en “de HEERE was men hem, en liet niet één van al Zijn woorden op de aarde vallen”. (1Samuël 3 : 19) verwijst deze richter en profeet ons naar onze Heiland. De Here Jezus leert ons immers ook “de weg…. die tot het leven leidt”. (Matthéüs 7 : 14)Hij nam ook ”toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen: (Lukas 2 : 52) en Hij sprak tot Zijn Vader: “De woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven”. Net als Samuël – de Leviet – volbrengt nu de opgestane Heer ”de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek” (Hebreeën 5 : 10 ) de priesterlijke dienst van het bewaren en onderwijzen van Gods Woord aan ons “zijn broederen”(Hebreeën 2 : 11)

20 augustus
Saul en David

1 Samuël 18 : 7,8
7 Saul heeft zijn duizenden verslagen,
8 maar David zijn tienduizenden! Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tienduizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

De eerste twee koningen van Israël werden beide door Samuël, de laatste richter, gezalfd tot herder over de kudde. De geschiedenissen van beide overlappen elkaar en de strijd tussen deze twee is legendarisch. De vete tussen David en Saul is goed te vergelijken met het gevecht tussen Goliath en David, de grote tegen de kleine. Saul, een kop groter dan alle Israëlieten, met zijn duizenden  op jacht naar David met zijn paar honderd getrouwen. Zo vervolgde Saul David, zoals eens Ismaël Izak. Deze overeenkomst leert ons dat ook deze twee koningen een uitbeelding zijn van de twee verbonden in de Bijbel, het Oude en het Nieuwe. Het huis van Saul, het eerst geroepen, als beeld van het Oude verbond der wet en Davids huis – de tweede – als beeld van het Nieuwe Verbond der genade. Keer op keer vanaf het begin van de Bijbel, toont de Heilige Geest ons in Gods Woord aan dat het plan Gods vervult wordt in het tweede, het nieuwe.

Saul heeft ook een naamgenoot in het Nieuwe Testament, namelijk Saulus van Tarsen. In hem wordt ook de verandering van oud en nieuw  uitgebeeld, van een grote Saul naar een kleine David. In de tijd dat de naam van Paulus nog Saulus was, was hij een ijveraar van de wet, een Farizeeër in hart en nieren. Na zijn bekering, wanneer hij een dienstknecht van onze Here Jezus is geworden en ijvert voor het Nieuwe Verbond wordt hij Paulus genoemd, wat betekent: “kleintje”. De waarheid “wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden”, (Matthéüs 23 : 12) wordt ter bevestiging aan ons vele malen uitgebeeld; onder andere in Saul en David. David, die verjaagd en vernederd werd door Saul, wordt door God aan het hoofd van het koningshuis van Israël gezet en uit zijn geslacht zou uiteindelijk voortkomen: “De zalige en alleen machtige Heere, de koning der koningen, en Heere der heren”. (1 Timotheüs 6 : 15) “…den grote Herder der schapen,… namelijk onze Heere Jezus Christus”.(Hebreeën 13 : 20)   

     
21 augustus
Salomo

Salomo, de zoon van David en Batheba, is degene die David opvolgt op de troon van het koningkrijk Israël.  Zijn naam betekent:”rijk aan vrede”en in zijn dagen had het volk ook inderdaad rust en voorspoed. Daarbij wordt hij door de mond van Nathan door de HEERE God Jedid-jah genoemd wat betekent: “geliefd door Jehovah”, hiermee aanduidend dat hij de beoogde opvolger was. Salomo was de zoon en erfgenaam, die beloofd werd aan David zoals we lezen in 2 Samuël 7 : 12: ”Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en ik zal zijn koninkrijk bevestigen”.  In deze zelfde profetie wordt ook voorzegd dat hij voor de HEERE een huis zou bouwen;  zijn vader David had dit verlangen geuit, maar hem werd dit door God onthouden doordat: “Gij veel bloeds op de aarde voor Mijn aangezicht vergoten hebt”. ( 1 Kronieken 22 : 8)

Salomo is beroemd geworden om zijn wijsheid. Deze wijsheid verkoos hij toen de HEERE hem verscheen in een droom.  “Geef mij nu wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten?” Door deze verstandige keus gaf God hem daarbij nog: “Rijkdom, en goederen, en eer dergelijke geen koningen, die voor u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke niet zijn’. (2 Kronieken 1 :10-12)

Wanneer we zo het levensverhaal van deze laatste vorst over het nog niet gescheurde koninkrijk Israël lezen, zien we voor onze ogen de ware zoon van David geschilderd worden, onze Heere Jezus Christus. Hij is immers de “Vredevorst” (Jesaja 9 : 5) en de “wijsheid Gods”, die zijn volk een blijvende rust geschonken heeft. Ook bouwt Christus een huis zoals Salomo deed, maar ditmaal van : “Levende stenen, tot een geestelijk  huis”. (1 Petrus 2 : 5) Deze “tempel des levenden Gods”, (2 Korinthe 6 : 16) gebouwd op de Hoeksteen Christus, zou “opwassen tot een heiligen tempel in den Heere”(Efeze 2 : 21) en is niets anders dan “de Gemeente des levendes Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid”. (1 Timóteüs 3 : 15)

Door Gods barmhartigheid mogen wij nu al deel uit maken van dit unieke bouwerk dat een toonbeeld is van Gods genade. Dat wij dagelijks mogen leren uit Gods Woord: “Hoe men in het huis Gods moet verkeren!”(1 Timótheüs 3 : 15)


22 augustus

Juda en Benjamin

1 Koningen 11:11
11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet hebt  gehouden. Mijn verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve uw knecht geven.

“…., maar een stam zal hij hebben, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil,….(1 Koningen 11:32)”……vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, ……om tegen Israël te strijden,…..(2 Kronieken 11:1)

Ondanks alle voorspoed en wijsheid dient koning Salomo in zijn laatste jaren toch andere goden en deze afgoderij wordt door God op een bijzondere wijze gestraft. Niet hij, maar wel zijn zoon Rehabeam zou alleen nog koning zijn over twee stammen van Israël; het koninkrijk wordt in tweeën gedeeld. De stam van Benjamin bleef trouw aan de stam van Juda en gezamenlijk vormden zij vervolgens het tweestammenrijk met als hoofdstad Jeruzalem. In de loop der geschiedenis wordt er niet meer gesproken over Benjamin, maar wordt dit rijk aangeduid als “Juda” terwijl de overige tien stammen “Israël” genoemd wordt.

Benjamin wordt niet bij name genoemd als de stam die aan Juda wordt toebedeeld, maar de reden van zijn toevoeging wordt uitdrukkelijk wel genoemd: “Opdat Mijn knecht David altijd een lamp voor Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren heb, om Mijn Naam daar te stellen”. (1 Koningen 11:36 ) De lamp, een uitbeelding van het Woord van God, wordt meegegeven aan Juda, in vorm van de stam Benjamin. Met het Woord Gods draagt het volk de zegen met zich mee dat uit het Judeese huis van David de Messias zou voortkomen, maar ook: “Wanneer gij in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; in het laatste der dagen, dan zult gij wederkeren tot den HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn”. (Deuteronomium 4:30)

Benjamin, “zoon van de laatste dagen”, werd door Rachel, toen ze stierf bij de bevalling nabij Bethlehem, genoemd Ben-Oni, “zoon van mijn smarten”, waarmee in deze stam van Israël gezien wordt de pijn die Juda – de Joden- zouden lijden voor de voltooide oprichting van: “Het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus”. (2 Petrus 1:11)


23 augustus
De tien stammen.
1 Koningen 11:31
31 Zo vatte Ahia het nieuwe kleed, dat aan hem was, en scheurde het, in twaalf stukken. En hij zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken: want alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Ik zal het koninkrijk van Salomo scheuren, en u tien stammen geven.
Salomo werd gezegd dat het koninkrijk aan zijn knecht gegeven zou worden en dit wordt vervuld in: “Jerobeam, … Salomo’s knecht …, hief ook de hand op tegen den koning”. (1 Koningen 11:26) Deze knecht van Salomo, een man uit de stam van Efraïm, had een bijzondere plaats  aan het hof gekregen: “En de man Jerobeam was een dapper held. Toen Salomo dezen jongeling zag, dat hij arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al den last van het huis van Jozef”. (1 Koningen 11:28) Maar toen eenmaal zijn roeping  bekend werd moest hij vluchten naar Egypte. Na de dood van Salomo kozen tien stammen Jerobeam tot Koning. Het koninkrijk Israël onder leiding van de stam van Efraïm, de eerstgeborene van Jozef, verdwijnt uiteindelijk van het wereldtoneel wanneer zij niet terugkeren uit Assyrische ballingschap, maar de rol van “de tien stammen” is in het plan van God nog niet uitgespeeld: “…..Ziet, Ik zal de kinderen Israëls halen uit het midden der heidenen, waarhenen zij getogen zijn,….; en zij zullen allen te zamen een enigen Koning tot koning hebben; en zij zullen niet meer tot twee volken zijn”. ( Ezechiël 37: 21-22)
Er is nog een bijzondere rol voor “de tien stammen” weggelegd, namelijk dat zij als erfgenamen van de meest geliefde zoon van Jakob, Jozef, en nu verstrooid onder de heidenen, een uitbeelding zouden zijn van “het volk voor Zijn Naam”, de Gemeente. Deze twee volken, takken uit dezelfde stam, worden omschreven als een tamme ( twee stammen) en een wilde ( tien stammen) olijfboom. “…en gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats  zijt ingeënt”. ( Romeinen 11:17) Zo is de Gemeente in Israël geënt en gegroeid uit de prediking van de twaalf apostelen tot “de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn”. De woorden van Jozef: “Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leen te behouden, door een grote verlossing”,( Genesis 45:7) worden zo vervuld in de zoon van Jozef van Nazareth onze Here Jezus Christus.



24 augustus
Profeten
Exodus 7:1 en Numeri 11:29
1 Toen zeide de HEERE tot Mozes; Ik heb u tot een God gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn.

29 Och, of al het volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave!

Het woord profeet betekent “spreker”, “verkondiger”, maar dan in de zin van het spreken namens iemand anders en in het bijzonder namens God. Profeten als Mozes, Elia en Elisa worden ook “man Gods” genoemd, waarmee aangegeven wordt dat zij door God uitgezonden zijn om Hem, door het spreken van Zijn Woord, te dienen. In uitzonderlijke gevallen openbaart God zich in het Oude Testament in de gedaante van een mens, zoals in de geschiedenis van Abraham en Lot, om rechtstreeks tot een mens te spreken. Aangezien wij God niet kunnen kennen wanneer Hij Zichzelf niet openbaart, gebruikt hij: “Heilige mensen Gods, van de Heiligen Geest gedreven”. (2 Petrus 1:21) Mozes is de eerste profeet die op gezag van God tot het volk Israël spreekt en via Mozes gaat Hij een verbond aan met het volk. Dit verbond wordt door Israël al in de dagen van Mozes verbroken, waarna hij hen moet oproepen tot bekering. Hierin is Mozes opnieuw de voorloper van al de profeten die volgen. Telkens weer, tot aan Johannes de Doper toe, roepen de profeten Israël op tot bekering.

“En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt,….”(2 Petrus 1:19) is in ieder geval altijd duidelijk herkenbaar: “Want de getuigenis van Jezus is de geest (= inhoud) der profetie”.( Openbaring 19:10) Het werk van de profeten bracht veel strijd met zich mee, aangezien zij bijna altijd een boodschap moesten brengen die de mensen niet wilden horen. Zeer bekend is de uitspraak van Elia: “De kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten,…; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.” ( 1 Koningen 19:10) en van Jesaja: “Heere, wie heeft onze prediking geloofd?”( Romeinen 10:16) De profeten waren getuigende gelovigen. En alle gelovigen van alle tijden weten dat wie oproept tot bekering tot de levende God, tegenstand kan verwachten. Onze Here Jezus – de Trooster- houdt ons echter voor: “….In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen”. ( Johannes 16:33)

25 augustus
Daniël
Daniël 1:17
17 ….maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen.

De geschiedenis van de tien stammen –Israël- eindigt met hun ballingschap naar Assyrië. De twee stammen, Juda, komen uiteindelijk in babylonische ballingschap door koning Nebukadnezar, die in zijn verovering ook Jeruzalem verwoest. Uit deze ballingschap kennen wij het boek Esther en het boek Daniël. In het boek Esther wordt ons getoond dat God er voor blijft zorgen dat het Joodse volk, niet vernietigd wordt, maar blijft bestaan om via hen Zijn plan te volvoeren. In het boek Daniël voorspelt “de allerhoogste God” zoals Nebukadnezar Hem noemt, ons de toekomst van de volkeren in het algemeen en van Israël in het bijzonder. Het kennen van de toekomst is wat de “waarachtige God” kenmerkt. Er is per slot van rekening maar Eén “Die van den beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn;…”(Jesaja 46:10)

Daniël, een prins uit het huis van David, wordt door God gebruikt om in een boek vast te leggen via welke weg God uiteindelijk Jeruzalem weer hoofdstad van de wereld zal maken. Het onderwerp van het boek Daniël is: “Dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil”. ( Daniël 4:17) Dit Bijbelboek profeteert over Babel en de wereldrijken die daarna zouden volgen: het Medo-Perzische rijk, het Griekse rijk, het Romeinse rijk en het laatste wereldrijk van “het volk der vorsten, hetwelk komen zal”. (Daniël 9:26) Al deze rijken zullen uiteindelijk plaats maken voor het koninkrijk van “den God van Daniël; want Hij is de levende God, en bestendig in eeuwigheden, en Zijn koninkrijk is niet verderfelijk, en Zijn heerschappij is tot het einde toe”. (Daniël 6:27) Daniël ontdekte dat de tijd van “de verwoestingen van Jerzuzalem” (Daniël 9:2) om was. Hij ontving van God verder onderwijs hierover. ( Daniël 9: 21-23) De verwoesting zou pas in de eindtijd om zijn. Toch wordt niet alles over “het einde” in het boek Daniël openbaar, want hem wordt gezegd: “Deze woorden zijn toegesloten en verzegeld”. ( Daniël 12:9) Deze zegels worden pas verbroken door: “De Leeuw, Die uit den stam van Juda is…”Hij “…heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken”. (Openbaring 5:5)

26 augustus

De Messias

Johannes 1:42
42 Deze (Andreas) vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.

Het woord Messias komt in de Statenbijbel vier maal voor, maar is eigenlijk het onvertaalde Hebreeuwse woord voor “Gezalfde”. Vertaald in het Grieks wordt Messias: “Christus”. Door die titel wordt de Here Jezus verbonden met de priesters, koningen en profeten uit het Oude Testament en met de tabernakel en al wat daarin is. Want al deze boven genoemden werden gezalfd. Zalving gebeurt door over een voorwerp of persoon een speciale soort vluchtige olie uit te gieten, ( iets wat wij tegenwoordig parfum zouden noemen). Deze handeling symboliseert de aanstelling van het voorwerp of de persoon tot een speciale dienst. Deze olie, die geheel opgaat in  lucht en daarmee een aangename geur verspreidt, staat voor Gods Geest. De Geest, Die iemand aanstelt, maar ook met hem is de uitvoering van zijn taak. De bekendste gezalfden uit het Oude Testament zijn Aäron ( en zijn zonen), Saul, David en Salomo en zij verwijzen als priesters of koningen vooruit naar “Messias, den Vorst”(Daniël 9:25) Onder het Nieuwe Testament wordt namelijk in de Zoon ( Psalm 2:7) de twee gescheiden ambten van koning en priester weer in één persoon geheeld.

“Ik toch heb Mijn Koning gezalfd….”(Psalm 2:6) en “Gij zijt Priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizédek”. (Psalm 110:4) God verenigt in Zijn geliefde Zoon het werk van koning en priester weer in één hand. Ook wij zijn in Hem gezalfd. Door Hem hebben wij “de zalving van de Heilige”, (1 Johannes  2:20) want: “Die ons gezalfd heeft, is God”.(2 Korinthe 1:21) Deze zalving is niets anders dan het ontvangen van de Heilige Geest ter bevestiging van ónze aanstelling in het ambt. Door de zalving met de Heilige Geest, zijn wij aan Christus ( de Gezalfde) en Zijn werk (koning en priester) verbonden. Wij zijn ook priesters geworden en zullen in de toekomst met Hem heersen. Door de onvolprezen genade van God, uit Zijn Liefde en onverdiende gunst zij wij één plant geworden met Hem, van wie Petrus predikte: “Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht”. (Handelingen 10:38)




27 Augustus
Het Koninkrijk

2Petrus 3:9
9 De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.

De uitdrukking “het Koninkrijk der hemelen” heeft bij velen altijd de indruk gewekt dat het Koninkrijk van God uiteindelijk alleen in de hemel zal bestaan. Dit misverstand is mede ontstaan door het feit dat toen de Koning kwam, Hij Zijn Koninkrijk niet meteen met geweld gevestigd heeft over de aarde. Ook de discipelen “meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden”. (Lukas 19:11) En toen de Here Jezus was opgestaan, vroegen zij meteen: “Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?”(Handelingen 1:6) Zoals God in de profeten voorzegd heeft, is de openbaring van het Koninkrijk uitgesteld, maar uiteindelijk zal onze Here Jezus het Koninkrijk vanuit de hemel uitbreiden tot op aarde.

In gelijkenissen heeft Hij Zelf over deze periode gesproken, bijvoorbeeld in die van de ponden. Daar begint Hij met te spreken over Zichzelf wanneer Hij zegt: “Een zeker welgeboren man reisde in een ver gelegen land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren.” (Lukas 19:12) Dit “wederkeren” wordt in de Bijbel genoemd “toekomst”, zoals in Matthéus 24:3: “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld?” Voor ons die geloven en daardoor burgers van het Koninkrijk Gods geworden zijn, is het uitstel een grote zegen gebleken. Nog steeds geeft de Heer gelegenheid om tot bekering te komen en deel te krijgen aan het hemelse (hoogste) deel van het Koninkrijk. Helaas wordt door velen de lankmoedigheid (geduld) van God niet op de juiste waarde geschat. De spotters horen we zeggen: “Waar is de belofte Zijner toekomst?”(2Petrus 3:4) en “alles is bij het oude gebleven, dus zal alles altijd bij het oude blijven”, maar “wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is,…(2Petrus 1:19) De hoop die wij hebben is “is als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is”(Hebreeën 6:19) en net als Abraham zijn wij ook ten volle verzekerd dat hetgeen beloofd is, God ook machtig is te doen. ( Romeinen 4:21) Zijn wil zal geschieden, in de hemel, en straks ook op de aarde.

28 augustus

De Koning

Zacharia 9:9
9 Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.

Matthéűs 22:7
7 Als nu de koning dat hoorde, werd hij toornig, en zijn krijgsheiren zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand gestoken.

In deze twee verzen wordt onze Here Jezus als Koning omschreven met heel verschillende eigenschappen. Op het oog lijken deze onverenigbaar in één en dezelfde persoon, toch zijn deze beide noodzakelijk  om het werk dat God Hem gegeven heeft te volbrengen. Wanneer de Here Jezus na Zijn opstanding uit de dood de discipelen ontmoet, leert Hij hen de voor hen onbekende waarheid: “Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?” ( Lukas 24:26) In de nacht dat hij verraden werd en bij eerdere gelegenheden had de Here Jezus al voorzichtig geprobeerd om hen uit te leggen dat Hij “moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden, ….en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden.”(Matthéűs 16:21) De discipelen begrepen dit klaarblijkelijk niet, want wanneer onze Heiland gevangen genomen wordt, wilden zij de strijd voor Hem aangaan zeggende: “Heere, zullen wij met het zwaard slaan? (Lukas 22:49) Zij verwachtten de Messias, zoals Koning David, die met geweld hen zou verlossen van de Romeinse overheersing. Deze hoop werd niet vervuld, maar een veel grotere verlossing zou hun deel zijn: “En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren”. ( Hebreeën 2:15) Namelijk de verlossing van de eeuwige dood. Zacharia 9:9 werd vervuld in Jezus’ eerste komst en Matthéűs 22:7 zal vervuld worden in Jezus’ tweede komst, oftewel wederkomst of openbaring.

De openbaring van het Koninkrijk der Hemelen op de aarde zàl plaatsvinden en twee verschillende uitwerkingen hebben: “De openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; Met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen,…. (2 Thessalonicenzen 1:8 ) en  “wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is”. ( 1 Johannes 3:2)  


29 augustus
De Stilte
Deuteronomium 31 : 17
17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal het verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen…

In de tijd na de hemelvaart van Christus heeft God “mede getuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen des Heiligen Geestes, (Hebreeën 2 : 4) de uitbreiding van het Evangelie ondersteund. Al lange tijd heeft de wereld van de God van Israel in het openbaar niets meer vernomen en op geen enkele  wijze kunnen wij vandaag de dag aantonen dat God nog ingrijpt in de gang van zaken in de wereld. In het verleden heeft Hij door middel van het volk Israel zich weldegelijk met de volken en landen in deze wereld bemoeit. Hij zou immers Israel “hoog zetten boven alle volken der aarde”.(Deuteronomium 28 : 1) En voor de ogen van de wereld verdreef Hij vele volken uit Kanaan en dat allemaal om “Zich een Naam te zetten”. Farao, Nebukadnezer, Sanherib en hun machtige legers moesten buigen voor  “de HEERE der heirscharen” en zo stond Zijn volk:”…voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods…”( Deuteronomium 29 : 10) en Hij had hen lief toen ”Israël een kind was”.(Hosea 11 : 1) Echter wanneer zij zich van Hem af zouden keren zou Hij “hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen”. (Deut. 31 : 17) Dit laatste gebeurde ook bij de aanvang van het Nieuwe Verbond. Wanneer het volk Israel toegetreden was tot “het verbond des vredes” had God hen gezegend, maar nu leeft het volk onder de vloek van een God die niet naar hen omziet. “Hoe lang, o HEERE! Zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?”(Psalm 80 : 47)

Nog steeds leeft de wereld in “het jaar van het welbehagen des HEEREN”, maar wanneer Hij Zijn gezicht weer zal  laten zien, zal dat zijn in  “den dag der wraak onzes God “.(Jesaja 61 : 2) Deze verborgenheid van God voor Israël en de wereld is ook de reden dat velen zeggen: ”Waarom doet God niets aan de ellende in deze wereld?”, niet wetende dat deze verberging ook een zegen in zich heeft. De zegen komt immers tot ons die God trekt “uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde”. (Kolossenzen 1 : 13)

Onverdiende gunst, onvolprezen genade Gods!

30 augustus

Israël of Gemeente

Galaten 6 : 16
16 En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël  Gods.

De regel die Paulus beschrijft in dit gedeelte is: “In Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel”. (Galaten 6 : 15) Degenen die dit beamen, beschrijft hij in deze brief als: ”broeders” en “huisgenoten des geloofs”die door het Evangelie “uit de tegenwoordige boze wereld”getrokken zijn. De Galaten aan wie hij schrijft, maakten van nature geen deel uit van het volk Israël, maar nadat zij als gelovigen opgeschreven zijn “in de hemelen”(Hebreeën 121 : 23) worden zij genoemd: “Het Israël Gods”. Dit is de enige maal dat de term “Israël” toegepast wordt op de Gemeente en de overeenkomst tussen beide is natuurlijk treffend. Het Lichaam van Christus, de Gemeente wordt net als Israël van tussen de heidenen uit geroepen om Hem te dienen. Iedere heiden kon deel  uit maken van Israël door zich te onderwerpen aan het verbond tussen God en Zijn volk; ditzelfde geldt voor de Gemeente.

Nog een overeenkomst is, dat al vroeg na de roeping van deze twee zij beide beginnen te “murmereren’, (Exodus 15 : 24; Handelingen 6 : 1) te klagen. Het grote misverstand dat echter is ontstaan, door zoveel nadruk te leggen op de overeenkomsten tussen beiden, is dat het onderscheid tussen beiden niet meer gemaakt wordt. Zo wordt al vroeg in de geschiedenis van het Christendom geleerd dat Israël volledig terzijde  geschoven is en dat de Gemeente haar plaats heeft in genomen. Het spreekwoord: “Een halve waarheid is een hele leugen” is hier duidelijk op z’n plaats. De schrift leert ons inderdaad dat “de verharding voor een deel over Israël gekomen is’, maar nadat “de volheid der heidenen zal ingegaan zijn”, zal uiteindelijk ook het aardse volk ‘Israël zalig worden”.
(Romeinen 11 : 25,26) Niet voor niets wordt het onderscheid tussen ” Israël, dat naar het vlees is”en “de Gemeente der eerstgeborenen”meer benadrukt dan de overeenkomst. Juist het onderscheid leert ons de bijzondere “hemelse roeping”(Hebreeën 3:1) kennen van jou en mij. Het aardse volk Israël wordt voorgehouden als waarschuwend voorbeeld aan ons, maar ”onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus”. (Filippenzen 3 : 20)


31 augustus
Dag des HEEREN

Handelingen 1 : 6 en 2 : 20
6 Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?
20 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt.

Buiten de Bijbel om wordt “de dag des Heeren” door velen gezien als een andere uitdrukking voor de zondag. Binnen de Bijbel hebben deze woorden echter een heel ander betekenis. In het Nederlands kennen we het woord “dag” meestal alleen als de tegenstelling van nacht, dan duurt een dag 12 uur, of als “dag van de week”, dan duurt een dag 24 uur. De bredere betekenis is echter: “licht”. “Dagen” betekent “het aanbreken van een “dag” en ook “gedagvaard worden”. Ook kennen we de uitdrukking “voor de dag komen”, wat betekent “tevoorschijn komen”. Wat verborgen was, openbaren.

“De dag des HEEREN”, ook genoemd “de dag Zijns toorns”, betekent meer dan alleen dat er ooit in de toekomst een dag in de week zal zijn waarop “de HEERE”zal verschijnen. In deze woorden wordt de tijd aangeduid waarop “de HEERE”zal verschijnen. In deze woorden wordt de tijd aangeduid waarop de HEERE Zichzelf aan de wereld zal openbaren en dat zal niet binnen 24 uur zijn. Van het plan van God moeten er nog vele dingen vervuld worden en dat zal achtereenvolgens, één voor één, geleidelijk plaats vinden. In de toekomst zal onze Here Jezus Christus onder meer het overblijfsel van Israël verlossen, het land reinigen, Jeruzalem herbouwen, Babel vernietigen, de satan binden, enzovoorts; en dat zal niet allemaal op één dag gebeurd zijn. Bij dit alles wordt de stad Jeruzalem eerst weer verwoest, maar “Zijn voeten zullen te dien dage staan op de olijfberg’. (Zacharia 14 : 4) Het overblijfsel van Israel zal kunnen vluchten naar de woestijn, van waaruit de Here hen opnieuw het beloofde land zal inleiden. Verdrietige woorden? Ja, er zal rouw zijn over de verdrukking wegens zonde, leugen, ongeloof en ontrouw, maar er is een blij vooruitzicht. Het volk Israël zal wedergeboren en in ere hersteld worden!

Johannes 16 : 21
21 Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is.
handtekening
 

Woorden van Leven Copyright © 2011 Woorden van Leven Blog is Designed by MMDesigns Inspired by BTemplates